Biografie

De vroege jaren

Wanneer de Tweede Wereldoorlog bijna afgelopen is, op het moment dat het zuiden zijn vrijheid al heeft herkregen, is Theo (Cornelis Josephus Hubertus Theodorus) Coenen op 5 maart 1945 in de Luipaardstraat 16 geboren in de wijk Tivoli (gemeente Geldrop, nu gemeente Eindhoven). In het gezin van Philipswerknemer Herman (Hermanus) Coenen (Ottersum 1902-1976 Eindhoven) en Marie (Johanna Antonetta Maria) Litjens (Horst 1906-1970 Eindhoven) is hij de negende in de rij van uiteindelijk elf kinderen.

Portret van Theo Coenen

De lagere school doorloopt hij op de St. Janschool aan de Rector Baptistlaan, hij zingt - evenals zijn broer - zes jaar lang in het Tivolikoor van dirigent pater Smulders en gaat naar de Tweede Technische School aan de Piuslaan, waar hij de tweejarige opleiding metaalbewerken volgt. Na deze twee jaar LTS gaat hij werken. Wel zal hij naast zijn werk de driejarige cursus metaalbewerken aan de Derde Avondnijverheidsschool aan de Kaarderstraat doorlopen en met een getuigschrift in 1961 afsluiten. Achtereenvolgens werkt hij van 1960 tot 1967 bij Constructiewerkplaats en Machinefabriek De Vries te Eindhoven – met onderbreking van de vervulling van zijn militaire dienstplicht -, enkele maanden bij Metaalindustrie en Installatiebedrijf Best NV te Best, van 1968 tot 1977 bij Smederij G. Caris te Acht en nog slechts enkele maanden bij Constructiebedrijf Jan Renders te Veldhoven.

De eerste jaren als kunstenaar

Uit liefhebberij houdt Theo twee boxers en is lid van kynologenclub 'De Kempen'. Daar ontmoet hij kunstschilder Henk van Rooij, die hem, door samen een tweeluik te maken, in creatief opzicht enorm stimuleert. Een bepaalde onrust maakt zich meer en meer van hem meester. Uiteindelijk leidt dit tot het besluit om ontslag te nemen en als vrij kunstenaar door het leven te gaan. Met een geweldige werklust begint hij aan zijn nieuwe roeping. In de eerste jaren zet hij zijn artistieke ideeën op papier en maakt bijna dagelijks een object. Van de BKR kan hij aanvankelijk geen gebruik maken omdat zij vinden dat hij te kort bezig is. Men adviseert hem stage bij een collega te lopen of naar een academie te gaan.

Aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving te 's-Hertogenbosch wordt hij na een gesprek met directeur Ad van den Berg en Marius van Beek en mede op basis van de presentatie van zijn werk toegelaten in het leerjaar 1978-1979. Maar wanneer docent David van de Kop zich in een gesprek afvraagt, wat hij Theo moet leren of moet afleren, omdat hij, zoals uit zijn werk blijkt, duidelijk een eigen richting is ingeslagen, verkiest hij liever zelf te werken dan naar de academie te gaan. Wel wordt zijn zelfvertrouwen hierdoor gesterkt.

Op zoek naar woonruimte

L-hoeken
Flower

In het schuurtje en op de plaats achter zijn geboortehuis waar hij na de dood van zijn vader is blijven wonen, heeft hij zijn atelier, maar dat wordt al gauw veel te klein en werkt benauwend. In het Eindhovens kunstmilieu wordt hij direct geaccepteerd en opgenomen. Hij krijgt zijn eerste tentoonstellingen, de opdracht voor een beeldengroep bij de sporthal 'Achter de tuintjes' te Gilze en doet aan de Open Dag op 16 juli 1979 mee. Daarop stellen twaalf beeldhouwers hun atelier voor belangstellenden open. Ruud Groen doet in de krant verslag van de dag: "Degene die het nu juist van roest moest hebben is Theo Coenen. In een piepklein schuurtje achter zijn huis in de stadswijk Tivoli maakt hij de meest wonderbaarlijke dingen van staalplaat. Hij leerde op de ambachtsschool en werkte jarenlang bij een constructiebedrijf, maar twee jaar geleden nam hij ontslag en werd van de ene op de andere dag kunstenaar. Hij wordt als een natuurtalent beschouwd en zijn grootste wens is ergens een behoorlijke werkruimte te vinden." Deze open dag is in persoonlijk opzicht ook van betekenis. Onder de bijna honderd bezoekers is de bijna vier jaar oudere Margret van Steen, met wie hij kennis maakt. Deze kennismaking mondt twee jaar later, in december 1981, in een huwelijk uit, waaruit twee zonen Bart en Sander respectievelijk in 1983 en 1984 worden geboren. In 1980 wordt Theo toegelaten tot de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Aan de groepstentoonstellingen van de Kring doet hij mee in het Amstelpark in 1981 en op de Floriade in 1982, waar hij respectievelijk zijn sculpturen L-hoeken en Flower exposeert. Beeldhouwers zoals Jos Blersch, Antoinette Briët, Theo van Brunschot, Hans van Eerd, Jam Ettema, Jan Goossen, Henk Oddens en Heinz Reijnders, en zo ook Theo, verenigen zich in het Beeldhouwers Overlag Eindhoven en maken zich sterk om de beeldhouwkunst onder de publieke aandacht te brengen en tot betere ateliervoorzieningen te komen.

Op 31 maart 1980 wordt door zo'n veertig kunstenaars het voormalige bedrijfspand van Mignot aan de Baarsstraat gekraakt en direct wordt er een tentoonstelling ingericht met het werk van de krakerkunstenaars. De kunstenaarsgroep begint er activiteiten op het gebied van performance, theater en muziek te organiseren, hetgeen het begin van kunstenaarscentrum De Fabriek is. In deze voormalige fabrieksruimte heeft Theo - evenals Leo van Vegchel en Piet Clement - bijna één jaar zijn werkruimte. Door deze kraakactie wordt evenwel bereikt dat er kunstenaarsateliers op het Hemelrijken en aan de Lucas Gasselstraat komen.

Op de laatste locatie heeft Theo twee jaar zijn atelier, waar hij onder andere het beeld voor Nuenen uitvoert, alvorens hij aan de stadsrand van Eindhoven op Esp aan de weg naar Son een woonhuis kan betrekken, waarbij hij voldoende werkruimte kan bouwen en in de wei erachter een permanente expositie van zijn eigen werk kan inrichten. Ongeveer twee jaar later heeft hij er zijn werkplaats gerealiseerd.

Stapelingen Stapelingen

In 1982 exposeert hij op de tentoonstelling Middelheim 82 drie modellen van zijn serie Stapelingen en twee ervan zijn voor deze gelegenheid vergroot uitgevoerd. De zes modellen worden in 1983 door de gemeente Eindhoven aangekocht en de twee uitvergrote Stapelingen worden enkele jaren later door de provincie Noord-Brabant - ter plaatsing in de tuin van het vernieuwde Noord-Brabants Museum te 's-Hertogenbosch - en door het - toen nog gemeentelijk - Museum de Wieger te Deurne aangekocht.

Met het Beeldhouwers Overleg Eindhoven doet hij mee aan de tentoonstellingen Plastiek '82 op het Hemelrijken en Beelden in Heeze '85. In de begeleidende krant van de laatste expositie schrijft Yvonne Brentjens over Theo's werk: "Zijn zwaarwichtige, maar pure beelden verraden een minimum aan ingrepen. De massieve staalplaten die Theo Coenen vormt en rangschikt, doen in hun robuuste en onverzettelijke verschijning zo ongekunsteld aan, dat het haast lijkt alsof ze rechtstreeks van de groothandel afkomstig zijn. Maar juist aan die eenvoud ontlenen de objecten hun maximale spanning.".

Waaier
Zonder titel

Bij de selectiecommissie voor de kunstaankopen van de gemeente Eindhoven in 1986 en 1987 springt het werk van Theo Coenen wederom in het oog. Zo worden zijn sculpturen Waaier van staal en Zonder titel van hardsteen aangekocht. Nadat Waaier een Wijziging heeft ondergaan door aan de onderzijde te verhogen zodat de waaiervorm meer los van de grond komt, krijgt het beeld in 1990 definitief een plaats bij de Hogeschool Eindhoven. In 1987 heeft Theo twee solotentoonstellingen: in het voorjaar bij T HEKS te Tilburg en in de zomer bij Kunstenaarsgalerie Op het Hemelrijken te Eindhoven. Daar worden naast zijn karakteristieke beelden met repetitie van gestapelde en/of uitwaaierend grondelementen in ijzer ook enkele tijdelijke sculpturen naar dezelfde principes van hout en ijzer opgesteld. Ook toont hij er voor de eerste keer beelden van hardsteen al dan niet in combinatie met ijzer, bijvoorbeeld variaties op het thema 'Toren'.

Esplanada

Na de afschaffing van de Beeldende Kunstenaars Regeling vat Theo het plan op om in de wei achter zijn huis en werkplaats tweemaal per jaar een beeldententoonstelling met werk van collega's in te richten. Daartoe richt hij de stichting Esplanada op 27 januari 1988 op, die zich conform de statuten tot doel stelt: a) Het scheppen en in stand houden van voorwaarden waaronder kunst gepresenteerd kan worden en b) Via het werk van kunstenaars te functioneren als een ontmoetingsplaats voor kunstenaars onderling en voor kunstenaars en publiek. Door de tuin- en landschapsarchitecten Willem Verhoeven en Rob Wagemakers wordt het weiland tot een ware buitenplaats voor hedendaagse vernieuwde beeldhouwkunst omgevormd, waarin een open paviljoen naar ontwerp van Hans van de Poel een centrale plaats inneemt. Subsidies worden onder andere verkregen van de provincie Noord-Brabant, de gemeente Eindhoven, Staatsbosbeheer en het Brabants Fonds voor Beeldende Kunstenaars.

Op 4 september 1988 wordt Esplanada geopend door de gedeputeerde voor cultuur in de provincie Noord-Brabant, mevrouw Joep Baartmans-Van den Boogaart. De openingstentoonstelling die tot 31 oktober loopt, laat werk van Kees Buckens, Theo Coenen zelf, Peer Veneman, Adri Verhoeven, Henk Visch en Melanie de Vroom zien.

Aan de tweede Esplanadatentoonstelling, die van 2 april tot en met 28 mei 1989 plaatsvindt, nemen Dorothé Jehoel, Piet Killaars, Thijs van Kimmenade, Rob Moonen, Juul SadŽe, Jerome Symons en Raoul Teulings met werk deel. Bij de opening van de najaarstentoonstelling in 1989 met werk van Marcel van Campen, Ruud Dijkers, Michelle van Kemenade, Marry Overtoom, Henk van Rooij, Paul Verhulst en Erik Wijntjes, houdt Jaap Bremer, oud conservator van het Van Abbemuseum Eindhoven en adjunct-directeur van Rijksmuseum Kröller-Müller, een speech. De expositie loopt tot en met 29 oktober.

Onder de door Cees Straus bedachte titel De Melancholia (Over de vergankelijkheid) tonen zes beeldhouwers - te weten Kees Bierman, Adri de Fluiter, Heppe de Moor, Jan van Munster, Ruudt Peters en Jos Verwiel - van 3 juni tot en met 29 juli 1990 hun sculpturale bijdragen op het thema.

Na de expositie Esplanada geeft Apollohuis Ruimte die van 9 december 1990 tot en met 20 januari 1991 gehouden, met werk van Sigurdur Gudmundsson, Gerald Minkoff, Muriel Olesen, Paul Panhuysen, Nikolaus Urban en Ryszard Wasko, valt het ietwat stil rond Esplanada. Dit komt omdat Esplanada voor het najaar 1991 een omvangrijk project Torenhoog op het programma heeft staan, waarvoor acht deelnemers uitgenodigd zijn om op het begrip 'toren' naar eigen inzicht te reageren. Het project start op 1 september 1991 met de opening door Piet Cleveringa met de expositie Blauwdruk, waar schetsontwerpen en maquettes van de te realiseren kunstwerken worden gepresenteerd. In de periode daarop worden de kunstwerken ter plaatse door de deelnemende kunstenaars Geurt van Dijk, Hans Eijkelboom, Krijn Giezen, Robert Maaskant, Adriaan Nette, Gert Prins, David Smithson en Kees Wevers gebouwd. Het project loopt mee in de publiciteit van de manifestatie Stads Beeld Eindhoven en sluit op 27 oktober. Het is vooralsnog de laatste Esplanada-activiteit. Hoewel velen sympathiek tegenover dit kunstenaarsinitiatief staan en een helpende hand bieden, ziet Theo zijn eigen werkzaamheid en creativiteit sterk afnemen. Als organisator en beheerder van de beeldentuin moet hij een enorme tijdsinvestering doen en er ontstaan tevens organisatorische problemen en financiële strubbelingen.

Uitvoering voor collega's

Als ervaren en kundig metaalbewerker hebben vele collega-beeldhouwers in de loop der jaren een beroep op Theo gedaan om hun ontwerpen overeenkomstig hun wensen technisch uit te voeren en eventueel te plaatsen: Fé Bazelmans, Huub Benschop, Peter van den Berk, Frans Coppelmans, Jan van den Dobbelsteen, Lucie Jansen, Dorothé Jehoel, Michelle van Kemenade, Piet Killaars, Dorie van Noort, Mark Ruigrok, Jerome Symons, Adri Verhoeven, Nel Verhoeven, Koen Vernooi, Henk Visch en Jan Wils. Ook hierbij geldt dat dit werk in wezen ten koste van de eigen werkzaamheid gaat.

Risico's nemen

Zoals voor vele kunstenaars is het ook voor Theo momenteel moeilijk het hoofd boven water te houden en in zichzelf te blijven geloven. In een vraaggesprek met het blad Kerkwerk in 1991 zegt hij hierover: "Vergis je niet, het (kunstenaar zijn) is hard werken en steeds weer risico's nemen. ... Ik heb voor een groot object een bedrag van enkele tienduizenden guldens moeten neerleggen om het materiaal te kunnen kopen. Ik wil nu eenmaal geen compromissen aangaan wat het materiaal betreft. Dat is essentieel voor mij. Ik kan je vertellen dat het een hele opluchting was dat het object verkocht werd en ik mijn lening kon aflossen. Dat heeft toch ook weer te maken met geloof in jezelf en in het voorwerp dat je wilt maken. En daarbij ga ik geen compromissen aan met andermans smaak of met modegrillen, zeker niet voor geld. Dan zou ik mijn integriteit als kunstnaar verloochenen en dat zou ik niet willen. ... Ik wil trouw blijven aan mijn eigen stijl, mijn eigen weg. Je moet niet steeds van stijl veranderen. Binnen de grenzen van je eigen weg valt er een hoop te ontwikkelen.".

Opdrachten

Stadsvernieuwingsmonument Beeldmerk voor Staalbouw Huys

Toch zal de kunstenaar, en zo ook Theo, zich in opdrachtsituaties open moeten stellen voor de wensen van de opdrachtgever(s), maar zal daarbij aan zijn eigen uitgangspunten - misschien met enige marge - moeten vasthouden. In zekere zin is dat met het Stadsvernieuwingsmonument van spoorrails te Eindhoven uit 1992 en het Beeldmerk voor Staalbouw Huys te Venlo-Blerick uit 1992, dat in drie kleuren gespoten is, het geval. Echter compromisloos zijn de kleinere sculpturen, die hij bij particulieren in hun voortuin plaatst aan de Gaspeldoornlaan 39, Pijlweg 12 en De Regge 37 te Eindhoven. Ook het Museumteken aan de achterzijde van Museum Kempenland Eindhoven langs de Vonderweg is, weliswaar in overleg met het museum en de commissie Stadsbeeld van de gemeente Eindhoven, maar geheel als vrije opdracht tot stand gekomen.

Materiaal en aanpak

Museumteken

Uitgaande van het materiaal ijzer - soms in combinatie met hardsteen of in zijn geheel in hardsteen vertaald - maakt Theo simpele beelden - recht voor zijn raap zoals hij zelf ook is - zonder omhaal maar met een zekere spanning of verrassing in hun eenvoud. Hoewel zijn beelden veelal architectonisch van inslag zijn door een samengestelde, synthetische constructie in stapel-, waaier- of gebogen vormen, gaat hier geen rationele of methodische aanpak met veel denkwerk en uitgebreid schetsen aan vooraf. Al doende vindt hij zijn vormen en beelden door ze al dan niet ritmisch te ordenen, te herhalen of te stapelen. Voor veel beelden vormen bestaande standaardmaten van stalen platen, balken en buizen de basis voor zijn objecten, die hij door construeren en lassen tot beeldhouwwerken omvormt. De ambachtelijk-technische kant en de fysieke inspanning van het uitvoeren zijn daarbij voor hem een wezenlijk onderdeel van het proces en dragen belangrijk bij tot zijn eigen voldoening in het eindresultaat. Daarnaast bouwt of stelt hij zijn sculpturen ook graag samen uit ijzeren elementen die hij bij de schroothandelaar heeft aangetroffen, of die hij als een ware oud-ijzerboer op zijn atelier rond zich heeft verzameld en op zich laat inwerken. Zijn atelier is een Fundgrube van ready mades en objets trouvés die hij intact laat en op den duur met eenvoudige middelen - veelal door koppeling van dezelfde elementen - tot sculpturen met heldere, uitgebalanceerde, in evenwicht zijnde vormen en volumes zal omtoveren.

Bron: Theo Coenen, Beelden als tekens (catalogus ter ere van de gelijknamige tentoonstelling in Museum Kempenland te Eindhoven, 1994)

Naar boven